Afstaan, Adoptie, Terugvinden en Herbinden

 

     Negen maanden lang draagt een vrouw haar kind in haar baarmoeder, ze baart het kind en normaliter bindt zich met het kind opnieuw straks na zijn geboorte. Het kind, dat negen maanden lang opgesloten in de schoot van zijn moeder – vlak onder haar hart –  zeer nauw met haar verbonden is, lijdt aan de scheiding met haar die na de geboorte plaats vindt. Normaliter zal het kind niet lang hoeven te lijden: het zal  kort na zijn geboorte in de armen van zijn moeder belanden om zich opnieuw met haar te beginnen te binden, en het zal zich met haar blijven binden tijdens de rest van zijn kindertijd. Dit gebeurt niet bij de moeder en kind die van elkaar gescheiden zijn of door de dood van de ene, of door andere ongunstige omstandigheden zoals gedwongen afstaan of wanneer de moeder zich heeft laten overtuigen, dat er geen alternatief is voor haar en haar kind dan het af te staan.

     Ik kan alleen maar raden, wat voor vreselijk verdriet en gevoel van verlies de moeder ervaart, die zich gedwongen voelt, of zich heeft laten overtuigen, dat zij haar kind in het ziekenhuis achterlaten en voorgoed afstaan moet. Het lijkt me dat zo’n moeder haar echte gevoelens voor de rest van haar leven weg zal stoppen, tenzij ze weer ooit een kans zal krijgen haar kind terug te zien, waar omstandigheden haar dwongen afscheid van te nemen.

     Wat de adoptieouders betreft, dat zijn de enigen in het adoptieverhaal die een vrijwillige rol spelen: zij nemen andermans kind aan omdat zij dat willen doen of de behoefte daaraan voelen, vaak omdat het hun niet lukt eigen kinderen ter wereld te brengen.

     Wat het kind betreft, kan ik uit eigen ervaring spreken. Na mijn geboorte werd ik weggehaald bij de vrouw die mij negen maanden lang in haar schoot droeg en mij ter wereld bracht; het werd ons niet toegestaan met elkaar te blijven binden. Mijn moeder mocht me niet in haar armen houden, mocht me niet bekijken, maar moest mij in het ziekenhuis achterlaten, waar ik om gezondheidsredenen één maand verbleef, en waar ik onder bevel van de rechter vandaan naar een kindertehuis overgeplaatst werd. Hetzelfde verhaal kunnen veel afgestaane kinderen vertellen.   

     Tijdens het volgende anderhalf jaar in het kindertehuis werd ik in twee pleeggezinnen tijdelijk geplaatst en van daar weggehaald. Toen ik een jaar of twee was, werd ik in een derde pleeggezin voorgoed geplaatst: een alkoholistisch huishoud net mijn gezin van afkomst! Vierenveertig jaar mocht ik niets over mijn echte moeder en haar familie te weten komen, niets over mijn echte vader en zijn familie te weten komen. Ik mocht niet eens weten, waar ze geboren werden en waar ze woonden. Ik zag nooit een foto van mijn moeder, noch een foto van andere bloedverwanten van me. Ik wist niet eens wat mijn oorspronkelijke naam was. Toen ik ouder was, vertelden mijn pleegouders tegen me een paar leugens om me gerust te stellen en om me tegen te houden, dat ik ooit naar mijn echte ouders op zoek zou gaan.

      De waarheid kwam ik pas in 1998 te weten, toen ik en mijn oudere broeders elkaar bijna toevallig terugvonden. Maar mijn biologische moeder was helaas al sinds 1991 dood. Ik kan haar alleen in het hiernamaals hopen te zien. Tot nu toe blijft het me pijn doen, dat ik haar in dit leven nooit zal leren kennen, en dat zij het kans gemist heeft om mij terug te vinden. Maar ten minste de pijn, dat ik mijn ware afkomst en identiteit niet wist, dat ik geen geschiedenis had, en dat ik nergens bij hoorde, die pijn is voor altijd weg. Aanvaarding heeft er de plaats van overgenomen. Langzamerhand neem ik aan en verwerk ik al de inlichtingen die ik sinds 1998 gekregen heb en nog steeds krijg. Voorzichtig, met bewondering en waardering, bekijk ik de foto’s die ik ontvangen heb en nog ontvang. Vaak denk ik aan al mijn levende bloedverwanten die ik sinds 1998 heb leren kennen en blijf leren kennen.  Langzamerhand vervul ik mijn lege geest met al deze nieuwe gegevens, foto’s en familieleden, en maak ik ze eigen. Ik ben ontstaan en ben mijn eigen mens aan het worden. Het helingsproces is in 1998 begonnen en gaat door. Het is niet altijd makkelijk, maar wel altijd de moeite waard.

     De noodzaak om een nieuw thuis voor een kind te vinden zal hoogstwaarschijnlijk altijd bestaan. Hopelijk in de toekomst zullen de behoefte en recht van het kind om zijn eigen naam en herkomst te weten en, ja, zelfs een band met zijn natuurlijke gezin te handhaven, geeerbiedigd en aangemoedigd worden in plaats van onderdrukt te worden. Hopelijk in de toekomst zal het niet meer mogelijk zijn dat de pleegouders de identiteit en verleden van het kind bezwijgen of wijzigen in een ziekelijke poging te doen alsof het hun natuurlijke kind is, en zo doende, het kind machteloos en volledig afhankelijk maken. De behoeften en rechten van het kind dienen altijd in eerste plaatst te zijn; ze dienen voorrang te hebben boven die van wie dan ook. Alleen op die wijze kan de ongelukkige omstandigheid om een kind af te hoeven staan en door anderen aan te laten nemen minder tragisch gemaakt worden zowel voor de biologische ouders als voor het kind; alleen op die wijze kan een gezonde verhouding tussen biologische ouders, pleegkind en pleegouders/adoptiefouders ontstaan. Minstens zo meen ik, als adoptiekind. 

 

Literatuur: Lifton, Betty Jean, Journey of the adopted self: a quest for wholeness (1994).

 

Thuis                       Inhoud